Wakker worden in een strandhut onder een palmboom, zwemmen onder watervallen, rondtrekken door weelderige regenwouden en smullen van pikante wokgerechten, vakkundig geprepareerd door dat tandeloos besje in een haveloos straattentje. Ja, als backpacker rondtrekken door Azië is een droom.

Maar het leven onderweg is niet altijd rozengeur en maneschijn. Zo loop je ook heel wat andere rugzaktoeristen tegen het – soms weinig aangenaam ruikende – lijf. De meeste daarvan zijn sympathieke knullen en deernen met wie het aangenaam pintelieren is, maar soms kom je ook exemplaren tegen die je in geen tijd het bloed vanonder de nagels halen. Maak kennis met 7 types ellendige rugzaktoeristen die je in Zuidoost-Azië ontmoet.

1- De zweefteef (m/v)

DSCN1020
“Hoeveel tempels moet ik nog bezoeken voordat ik het Nirwana bereik?”

Zelfverklaarde Boeddhisten die naar het oosten komen in een spirituele queeste naar zichzelf. Brengen gaarne hun variant op de Omlaagkijkende Hond of de Ster met Vijf Punten te berde in harembroeken met olifantenprints. Liefst van al op publieke plaatsen. Jezelf in yogaposities wringen allemaal goed en wel, maar liefst enkel als je er stoefpunten voor krijgt. Om diezelfde reden laten ze een tribale bamboetattoo zetten door een kerel die zich voordoet als een monnik en die, tussen zijn sigarettenpauzes, tattoos aan de lopende band zet.

Deze spirituele zoekers hebben de onhebbelijke gewoonte om iedereen die er niet om vraagt het strontvervelende pseudo-spirituele ‘De kracht van het nu’ door de strot te rammen, wat mij betreft het slechtste excuus ooit om een boom om te hakken. Korte samenvatting, voor zij die zich niet door 200 pagina’s gewauwel willen wringen van een kerel die twee jaar lang op een bankje voor zich uit zat te grinniken: ‘Jij snapt er niets van, maar dat is oké. Iedereen heeft z’n eigen spirituele tocht en ooit kom je wel aan op het hogere niveau van verlichting waarop ik me bevind.’

Als deze permanent in hogere sferen verkerende hoewa-hoewa’s niet met hun neus in boeken over New Age, kabbala en kosmische energie zitten, dan kunnen ze waarschijnlijk niet zwijgen over hun Vipassanaretraite. Wat enigszins ironisch is, aangezien dat een tiendaagse stille meditatie is. In vergelijking met deze knakkers, die in elke zin de woorden ‘tantra’ en ‘chakra’ bezigen, staat zelfs Ingeborg met beide voeten op de grond.

Voorbeeldzin: “Die mensen hier hebben bijna niets, maar zijn zóó gelukkig. Ze lachen altijd. We kunnen nog veel leren van hen.”

2- De drugtoerist

DSCN1286
“Do hart drugs anh don’t stady!”

Wanneer jij ’s ochtends op jungletocht vertrekt, liggen zij voor de belendende bungalow in een hangmat te prakken, jointje nonchalant in de mondhoek. Wanneer jij ’s avonds terugkeert, liggen zij daar nog steeds. Een dozijn joints later, dat wel. Deze backpackers kiezen hun bestemmingen niet omwille van de natuur, de oude tempels, de exquise keuken, wel op basis van de kostprijs van drugs. Niet dat ze nooit op ontdekkingstocht gaan, maar ze aanschouwen zelfs Angkor Wat liever in halfgare staat. Alsof werelderfgoed nuchter niets voorstelt.

Ze komen in een land aan en hollen meteen naar de apotheek, want “hier kan je valium kopen zonder voorschrift! Moet je proberen, kerel!” Ze kennen doorgaans de lokale dealers van geestverruimende substanties al voordat ze ergens aankomen – of beter: de lokale dealers vinden hen probleemloos. Weten eveneens wat de beste plaatsjes zijn om in Phnom Penh een magische pizza te scoren. Doorgaans zijn deze backpackers geen slechte mensen en ze zijn ook minder irritant dan het gros van de stoethaspels op deze lijst. Het grootste probleem is dat ze meestal saaier zijn dan een comateuze Servais Verherstraeten en dat ze dat zelden zelf doorhebben.

Voorbeeldzin: Dude, goesting om mee een magische milkshake te gaan drinken?”

3- De neokolonist

DSCN1637
“Aha, mijn leger slaven staat al te wachten.”

Oké, oké, ik weet het: op een bepaalde manier zijn we als westerse reizigers in Zuidoost-Azië allemaal neokolonisten. We zetten zeil naar verre landen op zoek naar ervaring (of spiritualiteit, drugs, wat dan ook) en, ook al denken we soms van niet (zie puntje vier), we hebben geld, of toch meer dan de meeste plaatselijke bewoners. Maar, nu komt de kat op de koord, die vette zak poen verheft je niet boven hen. ’t Is niet dat omdat je tijdens je reis een baard laat groeien, dat je je opeens moet gedragen als Leopold II.

De neokolonisten die jeuk aan hun ballen verdienen en te korte armpjes om te krabben, zijn degenen die elke lokale dienster of hotelreceptionist behandelen als een persoonlijk slaafje, die bevelen blaffen, nooit tevreden zijn en die door het lint gaan als een inboorling geen Engels begrijpt. Ze praten over de lokale bevolking in schaamteloze termen –  soms zelfs terwijl die het kan horen – en maken flauwe grappen.

Voorbeeldzin: “Waarom dragen Indonesiërs flipflops? Je hebt een IQ van minstens 50 nodig om je veters te binden. Hahahaaaaa.”

4- De pingelaar

DSCN0850
De markt: ideale speelplaats voor de pingelaar.

Begrijp me niet verkeerd, het is een spel dat ik graag speel. Een beetje zwanzen met een marktkramer en spelenderwijs tot een prijs komen die voor jullie beiden aanvaardbaar is. Afdingen behoort tot de lokale cultuur. Maar er is een subtiel verschil tussen enerzijds afpingelen op een zonnebril of een mooie sarong en er zo voor zorgen dat je niet in het zak gezet wordt en anderzijds onderhandelen met armoede. Het sap is het persen niet waard als je een halfuur moet praten om 10 cent af te krijgen van een fles water. Het zijn tenslotte de Camp David-onderhandelingen niet.

Extreme pingelaars zijn niet enkel een pijn in het gat van de lokale bevolking, maar door de band genomen ook onaangename mensen om als backpacker mee op te trekken, het soort nuffige paljassen die ervan houden hun collega-rugzaktoeristen een slecht gevoel aan te praten. Doordat zij hun hele reis beschouwen als een prijzencompetitie, genieten ze ervan om het erin te wrijven dat jij teveel neergeteld hebt voor je hotelkamer/groene curry/Bintang.

Voorbeeldzin: “Wat? Heb je 40 bath betaald voor die tuk-tuk? Je bent zwaar in ’t zak gezet, makker.”

5- De smartphoneavonturier

DSCN1309
Alle eerstewereldnoden bevredigd in één eettent.

Naar analogie met de fauteuilavonturiers (armchair travellers) die wel lezen over reizen, maar nooit zelf de stap zetten. Smartphoneavonturiers begeven zich weliswaar op buitenlandse bodem, doch vooral om het thuisfront jaloers te maken met een eindeloze stroom aan foto’s van platgefilterde zonsondergangen. Dit zijn de klojo’s die geen bestek maar wel hun smartphone bovenhalen van zodra hun nasi goreng arriveert en die daarna een hele resem hashtags uit de duimen laten vloeien.

Smartphoneavonturiers hebben er een handje van weg om hun jeugdherberg of hotel amper uit te komen, tenminste als daar een goede wifiverbinding is. Probeer ook geen gesprek aan te knopen met deze socialemediafreaks. Daar dient een bar toch helemaal niet voor? Ze zullen eens fluks opkijken van hun scherm en jou hun meest vijandige blik toewerpen vooraleer ze verdergaan met hun moeder in te lichten over hoe sjofel de bar van het hostel wel niet is.

Voorbeeldzin: “Papaya & Mango 4 Breakfast #blessed #lucky #travel”

6- De pseudo-ontdekkingsreiziger

DSCN1120
“Is dit die waterval waar zelfs de plaatselijke bevolking nog niet van gehoord heeft?”

Elke andere reiziger is een domme toerist die geen moer geeft om het échte Cambodja/Laos/… en alleen maar goedkoop zat wil worden met emmertjes gevuld met bedenkelijke alcohol, maar deze wannabe Marco Polo’s ervaren het lokale leven zoals de plaatselijke bevolking dat doet. Deze druktemakers toeteren luidkeels over alle verafgelegen pareltjes van dorpen die ze bezocht hebben. “Ken je niet? Dacht ik al, het is heel afgelegen. Maar heel authentiek.” Ja, ze wijken standaard af van de gebaande paden. Meer zelfs: waar zij gaan, zijn er zelfs geen paden!

Het zijn de grootdoeners die je een veeg uit de pan geven omdat je van plan bent om naar Thailand (“Te veel toeristen.”) of Bali (“Flores is veel cooler, man, veel authentieker!”) te reizen. Hebben de mond vol van authenticiteit, nemen nooit of te nimmer een bus met airconditioning en vinden altijd wel ‘de waterval waar zelfs de locals nog niet van gehoord hebben’. En dat terwijl jij, zo menen ze, met de ogen open in een toeristenval bent gewandeld.

Voorbeeldzin: “Cambodja? Och, dat is niet zoals het 20 jaar geleden was. Toen ik hier voor het eerst kwam, in 1998, waren er zelfs geen wegen. Je kan beter naar Myanmar gaan, dat land is nog echt authentiek.”

7- De wereldverbeteraar

DSCN2087
“Vegacruise, dat moet wel koosjer zijn.”

Alias de preker. Het spijt me dat ik alsnog een steek moet geven richting noorderburen, maar doorgaans bezigen deze wereldverbeteraars harde g-klanken. Vaak zijn ze piepjong, praktisch altijd van het vrouwelijke geslacht en ze kunnen niet zwijgen over het vrijwilligerswerk dat ze verrichten. Het maakt niet uit of ze effectief nuttig werk verrichtten, het draait erom dat ze hun karmapunten hebben opgekrikt. Deze messiassen doen graag uit de hoogte over de keuzes die andere rugzaktoeristen maken. Op dat vlak hebben ze ook trekjes van nummer 1 en 6.

Voorbeeldzin: “De jungletochten van dat reisbureautje zijn niet ethisch. Ze begeven zich in regenwoud waar de zeldzame Trogonoptera brookiana leeft. Mij zien ze daar niet!”

4 gedachtes over “De 7 ellendige rugzaktoeristen die je tegenkomt in Zuidoost-Azië

Plaats een reactie